FOUTE BROKKEN !?
Een omvangrijke familie als die van de Brokken, (allemaal nakomelingen van Wouter Broc) heeft natuurlijk ook zijn donkere kant. Er horen Brokken bij, die schuldig zijn aan kleine vergrijpen, maar sommige hebben zelfs grotere misdaden gepleegd. Niet altijd was er voldoende informatie. Uit de verschillende mogelijkheden vertel ik in een dertiental korte stukjes in "Foute Brokken" iets over enkele personen, die wat mis deden. Het laatste verhaal is langer. Het heet: "Het trieste leven van Driek" en verhaalt hoe iemand in de problemen komt.
1. ZOENACCOORD
Jan Gerit Brock woont in Goirle. Hij is getrouwd met Anna Lenaerts de Molder, de dochter van Lenaert van Alphen, de molenaar van de Esbeekse molen in Hilvarenbeek. Ze hebben vijf kinderen, een jongen en vier meisjes. Vlak voor sinterklaas avond koopt hij van zijn vader, Gerijdt Jans Brock een huis "met aangelag gelegen te Goirle onder Abcoven". Hiervoor is er iets vreselijks gebeurd. In een ruzie met Jan Handricus Brabans heeft hij hem een doodslag toegebracht. Jan Handricus is overleden en Jan Gerit is de misdadiger. Hij neemt de volle verantwoordelijkheid op zich en bereikt op 8 mei 1562 een zoenakkoord met de nabestaanden.
In een zoenakkoord worden verschillende zaken geregeld naar "tevredenheid" met dader en nabestaanden.
In het zoenakkoord van Jan en de nabestaanden van het slachtoffer staat het volgende: "De misdadiger zal schuldig en gehouden zijn te laten doen tot lafenis van de ziel zaliger gedachtenis 100 kloostergewinnen. Nog daarenboven een waskaars van een pond in de kerk van Tilborch voor dat eerwaardig heilig Sacrament. Nog daarenboven te beginnen een bedevaart naar dat Heijlich Bloet te Boextel met een kaars van een pond en nog een bedevaart naar Sint Adriaens - en die te beginnen binnen een jaar als de mindadiger zijn vrijlating door de Heer zal hebben. Nog daarenboven zal hij gehouden zijn de vrienden een ootmoed op te leggen en te betalen de somma van 70 zoenguldens, die de ene helft nu terstond binnen 8 of 14 dagen en de andere helft met Sint Jacobsmis nu aanstaande voldaan moet zijn..
Deze zoen zal Steven Hendrick Brabants, als broeder van de overledene en als oom en momber van de weeskinderen van de overledene, en Jan Jan Stevens, als zwager en behoud oom van de weeskinderen voors. beloven te onderhouden en voor de weeskinderen van de overledene voors en verder voor alles dat daar aankleven mag en op al hun goederen."
2. SPIJT
Francq Jan Frank Brocken is 25 jaar en woont met zijn ouders, broers en zussen in Berkel bij Oisterwijk. Het is Vastenavond 1620 als Francq door zijn vader Jan naar de houtverkoop bij het huis van Peter Willemsen van Sittaert wordt gestuurd. Na afloop blijft hij nog langer om wat te drinken met Thomas Stevens en anderen. Na de nodige drank achterover te hebben geslagen, krijgen de jongemannen onderling woorden. Het ontaardt in een oproer en gevechten onderling, waarbij ook messen worden getrokken. In een van de gevechten krijgt Francq het aan de stok met Jan Peeter Dams uit Udenhout. Jan steekt, maar Francq ontwijkt en brengt Jan een steekwond toe boven in zijn schouder.
Even later is de schout met zijn rakkers aanwezig en komt er een eind aan het gevecht. Ongeveer tien dagen later overlijdt Jan. Niet aan zijn verwondingen, die zeker niet dodelijk waren, maar aan een uitbraak van kinderpokken, die Jan en andere personen, die ook bij het gevecht waren, hebben opgelopen. Twee chirurgijns leggen hierover een verklaring, bezegeld met het stadszegel van Den Bosch, af. Ondanks dat heeft de schout van Oisterwijk opdracht gegeven om Francq gevangen te nemen. Francq hoort dit en besluit eieren voor zijn geld te kiezen en te vluchten. Toch voelt hij dat dit niet goed is. Hij is "totter doot bedroeft". Hij vindt ook, dat hij zijn vader in de steek laat, want hij heeft de zorg voor "zijn ouden impotenten ende miserabelen vader die in syne oude daegen hem suppliant oyck nyet voorder en kan gemissen". Aan de schout van Oisterwijk bidt hij ootmoedig om vergeving, die hem tenslotte ook wordt verleend.
De schout en een rakker.
3. IN NAAM VAN...
Jan Brock en Aleida hebben vier kinderen. Ze wonen in Sint-Oedenrode. Jan is luitenant in het leger. Hij dient onder Zijne Excellentie graaf Henrik van den Bergh, een volle neef van Frederik Hendrik, maar ook een beruchte veldheer van de Spanjaarden in de Tachtigjarige Oorlog. Vaak vinden er problemen plaats met de bevolking, omdat die of sympathiseren met de Staatsen of omdat de Spanjaarden te veel eisen.
Ook bij Oirschot vindt zo'n incident plaats, waarover de schepenen van Oirschot in een open brief schrijven.
Gerit Danield de Roij (45), Jan Gerits van Cleijnenbreugel (34), Niclaes Willems (25), Aert Willems (24) en Elias Janssen (21), allemaal inwoners van Oirschot en " te goeder naam en faam bekend staande", leggen de eed af bij de schout van Kempenland en Oirschot. Zij verklaren, dat gisteren op 9 juli 1630 Elias Janssen, knecht van Jan Jan Aerts de jonge, met het paard en kar van Jan Aerts naar de stad Eindhoven was gegaan, omdat het weekmarkt was. Hij had de wagen met peelturf geladen om daarmee gebrouwd bier te bereiden. De kar was nog niet vol en daarom had Elias nog andere spullen opgeladen voor Gerrit, voor Niclaes en Aert, verder nog twee staven met ijzer en nog acht stukken staal voor de smeden Jan Daniels de Roij en Henrick Jan Aert Scheijntgens. Tenslotte voor Aert nog 13 zichten en twee zeisen en voor Jan Gerits van Cleijnenbreugel nog een zester zout en een vat olie van 8 kannen.
Ze vertellen, dat toen ze nog "slechts 10 of 12 roedes" van huis waren, werden aangevallen door Jan Brock en zijn groep van ongeveer 20 soldaten, die in het garnizoen van Venlo gelegerd waren. Ze waren hen gevolgd, hadden de turf van de kar gegooid, het ijzer, staal en het zout en de olie buit gemaakt. Jan Brock beweerde dat het niet was toegestaan om deze spullen in bezit te hebben. Ook het paard werd afgepakt. Ondanks dat ze allemaal aanboden om met hen naar Venlo te gaan om borgstelling te regelen, namen de soldaten het paard en de spullen mee. In Lieshout hadden ze dan tenslotte het paard weer van de soldaten kunnen afnemen, omdat er maar twee soldaten bij waren.
Terwijl Gerit Daniels de Roij nog bezig was met het temmen en in beslag nemen van het paard, kreeg hij woorden met Jan Brock.
Hij zei, dat hij meer dan genoeg van hem had. Een andere soldaat riep: "Hoort u nu dat hij genoeg krijgt van Zijne Excellentie". Er volgden nog veel opmerkingen, maar iedereen beweerde dat Gerit Zijne Excellentie niet had willen beledigen, maar dat het alleen betrekking had op de persoon Jan Brock. Tenslotte verklaren ze nog dat ze als inwoners van het platteland altijd hun bijdragen en belastingen betalen en daarom niet op deze wijze lastig gevallen willen worden, want alle waren zijn bedoeld voor het uitoefenen van hun beroep.
Als extra zekerheid laten de schepenen aan de brief hun schependomszegel bevestigen en door de secretaris ondertekenen. Datum 10 juli 1630.
4. DOODSTEEK
Huybert Jan Cornelis Brocken en zijn vrouw Maria Claas Gerrit de Cock wonen in Tilburg en krijgen zes kinderen. De zesde is Adriaan Huybert Jan. Hij wordt in 1621 geboren. Hij trouwt met Jenneke Buermans. Op een dag gaat het helemaal mis.
Op 15 april 1647 zit Adriaen Huijbert Brock met enkele anderen te drinken ten huize van Jan van de Sande, als Adriaen Adriaen Gerit Huijben samen met Nicolaes Jan Wouters binnenkomt. Als Adriaen ergens op het toneel verschijnt, is ruzie nooit ver uit de buurt, zo ook nu. Het drinkende gezelschap stelt de aanwezigheid van de nieuwkomers niet erg op prijs en met name Adriaen Brock begint al snel tegen onze Adriaen "te murmureeren en twistige woorden aen te nemen". Zoals te verwachten, duurt het niet lang of bij Adriaen slaat de vlam weer eens in de pan. Met vereende krachten weten de aanwezigen de driftkikker de deur uit te werken, waarna die snel van binnen afgesloten wordt, zodat de rust kan weerkeren in huize Van de Sande. "Ende alhoewel alle ongeluck daermede tot daertoe ware voorcomen", gaat het toch mis en krijgt het voorval nog een vervelend staartje.
Kort na zijn buitensluiting verschijnt een getergde Adriaen "voor het venster neffens de deur" en maakt met heftige gebaren duidelijk dat hij binnengelaten wil worden. Als hier niet op wordt gereageerd, timmert hij verwoed op de ruiten en begint te roepen en te dreigen. Brock is het hele gedoe beu en wil er een einde aan maken: hij stapt resoluut naar het raam toe om de lawaaischopper weg te jagen. Als Adriaen niet snel genoeg naar Brocks zin verdwijnt, opent deze het raam en "door het venster" heeft hij de druktemaker "recht onder den hals voor inde slincker borst met een mes gestoocken", waardoor Adriaen achteruit moest. Vervolgens heeft het slachtoffer zich omgekeerd naar het huis van vorster Couwenberch; hij heeft "zijn wambas opgetrocken, roepende: Couwenberch, Couwenberch, den soon van Huijbken Brocken vermoordt mij daer". Vanuit het huis van de vorster komt geen reactie. De zwaargewonde Adriaen probeert nog enkele stappen te gaan maar hij komt niet ver: "Omtrent de lindeboomen voor het huijs vande vorster is hij ter aerde nedergevallen ende soo datelijck gestorven." En wat misschien nog wel het ergste is: gestorven "sonder een vuijtwendich teecken van leetwesen over sijn sonden te hebben betoont." De dader, Adriaen Brock, is hierna op de vlucht geslagen, en hoewel de vorster wel vijfmaal de huizen van Jan Matthijs Peter Wijtens en Adriaen Peter Vrancken heeft laten doorzoeken, "mitsgaders alle henne schueren, schoppen, stallingen, solders, schelften ende alomme daer sij presumptie hadden den voornoemden Brock te vinden ende t'apprehendeeren", lukt het niet de bedrijver van de doodslag te vinden. Of de zoon van Huijbken Brocken later nog is opgespoord, vermelden de stukken niet. Voor onze Adriaen maakt het natuurlijk niets meer uit; slechts 31 jaar is hij geworden. Zijn weduwe, Jenneken Buermans, blijft verslagen achter met haar drie kleine kinderen. Zeven jaren later, in 1654, is ze hertrouwd met de weduwnaar Adriaen Denis Daniel van Heijst.
5. VEROORDEELD
Joanna den Brok uit Berghem is een dochter van Willem Daniel den Brok. Zij wordt op 10 september 1788 gedoopt. Op vierentwintig jarige leeftijd trouwt zij met Willem Boeijen. Ze hebben het niet breed en de verleiding is snel daar als Hendrien aan Joanna vertelt, hoe ze aan geld is gekomen. Ze besluiten samen tot een plan. Hendrien zal inbreken, terwijl Joanna op de uitkijk zal staan. Hendrien moet mooie dure spulletjes meenemen en aan Joanna geven, die ze zal verbergen en doorverkopen. Na de inbraak van het zesde huis gaat het mis. Ze worden op heterdaad betrapt. Willem, de man van Joanna, weet van alles af en slaat op de vlucht.
Er volgt in 1818 een proces. Joanna wordt beschuldigd van medeplichtigheid aan verschillende diefstallen. Hendrien van inbraak.
De proceskosten zijn niet mis, ondanks dat het een simpele zaak is: 127 gulden en 39 en een halve cent. Dat is veel, want een gewone dagloner verdient op dat moment maar ongeveer 50 cent per dag. De kosten moeten verhaald worden op Joanna, Hendrien en de voortvluchtige Willem Boeijen.
De veroordeling: Joanna moet een half uur te schand staan op het schavot met een brief op de borst, waarop haar misdaad staat vermeld. Ook wordt ze veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf. Hendrien moet voor vijf jaar naar een huis van correctie.
Een uittreksel van de veroordeling wordt gedrukt en opgeplakt in Berghem, Oss en Herpen. Joanna kom terecht in het tuchthuis in Vilvoorde bij Brussel "om aldaar door haren arbeid haar onderhoud te gewinnen" Ze heeft het zwaar, wordt ziek en overlijdt na drie jaar.
6. SHIT
Peter den Brok, zoon van Leonradus den Brok en Ardina Thomassen woont in Herpen op de Kleine Koolwijk bij zijn ouders. Hij heeft nog vier broers en vier zussen. Leonardus is arbeider met af en toe werk. Ook Peter heeft af en toe een karwei. Een vetpot is het niet in het kleine huisje met het grote gezin.
Peter is 21 jaar oud, als hij op 19 september 1850 in Huisseling op heterdaad betrapt wordt bij het stelen van koemest. De rechtbank in Den Bosch veroordeelt hem , omdat hij zonder enige vergunning van de eigenaar te hebben deze koemest heeft verzameld en geraapt om mee te nemen. Peter brengt er tegen in, dat hij dit heeft gedaan uit pure armoede. Toch moet hij drie dagen gevangen zitten en draait hij op voor de proceskosten van 5 gulden 94.
7. NOODZAAK
Jan Arie den Brok, in de wandel Jentje genoemd is op 12 november 1842 te Berghem getrouwd met Hendrien Boeijen. Hendrien is de dochter van de ongelukkige Joanna de Brok en Willem Boeijen (zie het verhaal "Veroordeeld"). Jentje en Hendrien hebben vijf kleine kinderen, waarvan de mondjes gevoed moeten worden. Als Jentje in de herfst van 1850 weer eens zonder werk zit en er niets te eten is, besluit hij uit pure noodzaak even langs het huis van de weduwe Jan Francis van Vugt te lopen. Hij heeft er een aardappelkuil gezien. Het is middernacht als Jentje bij de aardappelkuil is. Snel begint hij de zak, die hij meegenomen heeft te vullen met aardappelen.
Plotseling hoort hij voetstappen en geklepper. Snel springt hij op en probeert zich te verbergen, maar de nachtwaker heeft hem al gezien en grijpt hem in de kraag. Hij is er gloeiend bij.
Op de rechtzaak verklaart de nachtwaker, dat hij "genaderd zijnde, een zak, gedeeltelijk met aardappelen gevuld, nabij een versch gekrabt gat in den kuil heeft bevonden en in dien persoon de beklaagde heeft herkend".
Jentje verklaart, dat hij "uit nijpende armoede en gebrek aan voedsel voor zijne kinderen hiertoe te is overgegaan, dat hij zich echter nimmer hieraan weder schuldig zal maken"
De rechtbank in Den Bosch veroordeeld hem tot een maand gevangenzetting en het betalen van de proceskosten van 3 gulden en 94,5 cent.
8. OP DE STILLE HEIDE.
Theodorus den Brok wordt op 9 augustus 1822 in Schaijk geboren als oudste zoon van Gerardus den Brok en Joanna Maria van Mun. Theodorus heeft nog een broer en drie zussen. Theodorus is nog maar 11 jaar als moeder overlijdt. Hij werkt op de boerderij van zijn vader mee, want van trouwen is het niet gekomen. Hij is nu al 28 jaar.
Op een dag, het is in de vroege ochtend van 7 juni 1851, wordt hij betrapt als hij in Herpen plaggen uit de lage heide steekt en op zijn kar met paard laadt. De plaggen zijn bedoelt voor de potstal in plaats van stro.
Er volgt een rechtszitting. Als verdediging brengt Theodorus naar voren, dat hij de plaggen niet in Herpen, maar in zijn woonplaats Schaijk heeft gestoken. Dit wordt echter tegengesproken omdat in Schaijk geen heide aanwezig is. De plaggen zijn zeker 25 cent per stuk waard. Dus wordt hij veroordeeld tot een boete van 8, 66 gulden.
9. VAN NIETS WETEN.
Willem den Brok uit Berghem is de zoon van Jantje den Brok, arbeider, bouwman en veearts te Berghem. Hij woont als 24-jarige man met zijn ouders en twee broers, drie zijn er al jong overleden , op de Hondshoek. Er is in de avond van 27 december 1851 het een en ander gebeurd.
Op de rechtzitting wordt duidelijk, dat Willem na een grote woordenwisseling moedwillig Leonardus van der Sloot heeft geslagen en gestoten. Ook heeft hij hem met veel geweld op de grond gegooid en opnieuw geslagen. Als verdediging verklaart Willem, dat hij die avond te veel had gedronken en in zeer beschonken toestand was geweest. Hij kan zich van de hele situatie niets herinneren, noch de ruzie , noch het toebrengen van slagen. Het is één zwarte vlek.
Toch oordeelt de rechtbank Willem schuldig. Hij moet acht dagen gevangen zitten en de onkosten van der rechtszitting betalen. Dat is 10 gulden en 32 1/2 cent.
10. MISHANDELING EN DOODSLAG
Leonardus Brok wordt op 9 mei 1833 geboren te Tilburg als zoon van Petrus Brock en Johanna Maria Donkers. Leonardus wordt schoenmaker en gaat in Loon op Zand wonen. Zijn bijnaam is Nardus de Kruik. Zijn opvliegende aard maakt, dat hij regelmatig ruzie heeft en gewelddadig wordt. Zo krijgt hij op 8 augustus 1855 een woordenwisseling met Bernardus van Wanrooij. Ze hebben elkaar vastgegrepen en zijn al vechtend gevallen. De rechter veroordeeldt Leonardus voor het moedwillig toebrengen van slagen, stoten en gewelddadigheden tot een gevangenisstraf van één dag en een boete van acht gulden zevenenveertig.
Een maand later krijgt hij het weer aan de stok met iemand. Samen met een ander heeft hij Hendrik Hoevenaars geslagen, geschopt en met een klomp op het hoofd gemept. Voor dit moedwillig toebrengen van slagen, stoten en gewelddadigheden krijgen beide aanvallers een straf van twee maanden en een geldboete van 8 gulden.
In het voorjaar van 1856 trouwt Leonardus met Johanna Valk. Ze kregen een dochter.
Maar Leonardus is zijn agressieve aard nog niet verloren, want op een dag eind augustus in 1858 gaat het helemaal mis. Al vanaf nieuwjaarsdag zijn er woordenwisselingen en ruzies geweest met Johannes van den Berg.
Uit getuigenverklaringen komt het volgende naar voren: Johannes van Riel en zijn broer Adriaan lopen op de openbare weg en zien daar langs de kant Bart van den Berg dronken en in slaap liggen. Ze rapen hem op en brengen hem naar huis. Johannes van Riel heeft toen zijn broer Adriaan, die ook te veel op had, weggebracht. Op de terugweg ziet hij Johannes van den Berg in zijn nachtgewaad voor de woning van Coenraad Wouters staan en raakt met hem in gesprek. Plotseling komt er iemand aan. Johannes roept: “Wie zijt gij?” Daarop wordt geantwoord: “Ikke. U moet ik precies hebben.” Daarop ontstaat er een worsteling en vallen er slagen. Johannes van den Berg roept: “O God, mijn zijde. Hannes van Riel, ik roep u tot getuige.” Ook Coenraad Wouters is naar buiten gekomen. Johannes roept nog maals: “Nardus brok heeft mij gestoken of gesneden, van Riel, ik neem u tot getuige.” De dader is daarop gevlogen.
De geneesheren verklaren, dat zij op de getroffen persoon hebben waargenomen: “...eene met snijdend werktuig toegebragte buikwond, waardoor een gedeelte der dikke en dunne darmen naar buiten gezakt was, terwijl tevens in de dikke darm twee doordringende sneden aanwezig waren; dat de lijder daags na het voorval overleden is aan de bekomen verwonding.”
Voor Johannes sterft, wordt hij geconfronteerd met de beschuldigde, maar hij houdt vol, dat Nardus Brok hem heeft aangevallen zonder voorafgaande onenigheid.
In het schuurtje van Nardus wordt het knipmes geopend en met bloedvlekken bedekt gevonden.
Ondanks bewijzen blijft Nardus ontkennen. Hij zegt het mes niet te kennen en hij is samen met Johannes en Adriaan van Riel op weg naar huis gegaan, toen hij door een onbekende is geslagen. Hij is daarna gewoon naar huis gegaan en gaan slapen.
De rechtbank veroordeelt hem voor moedwillige doodslag tot een tuchthuisstraf van 7 jaren en de kosten van 71 gulden 76.
In 1860 overlijdt zijn vrouw. Na zijn vrijlating hertrouwt Leonardus met Johanna van Turnhout in 1865. Ze krijgen nog drie kinderen. In 1878 overlijdt hij. Zijn tweede vrouw is al eerder gestorven.
11. AANRANDING VAN DE EERBAARHEID
Johannes Marinus den Brok is een zoon van Wilhelmus den Brok en Francisca van Vught. Hij woont in Berghem in de Spaanderstraat. Als zeventienjarige opgeschoten jongeman gaat hij op 23 mei 1894 in de fout. Samen met zijn kameraad van Hulst ziet hij Willhelmina van der Kamp, een mooie meid, gras plukken. Hij loopt naar haar toe en grijpt haar vast, terwijl hij tegen zijn kameraad zegt dat hij weg moet gaan. Hij werpt haar op de grond, hoewel ze tegenstribbelt en om hulp roept. Met zijn ene hand gaat hij onder haar kleren en betast haar.
Wilhelmina verklaart later, dat zij rond half zes “...op een perceel grond aan het gras plukken was, toen beklaagde en getuige Van hulst bij haar kwamen en beklaagde haar onverwachts in een been kneep en haar in een sloot trachtte te trekken, dat zij zich daarentegen verweerde door zich aan het houtgewas vast te houden en daar beklaagde aanstalten maakte om weg te gaan, zij een eind verder weder aan het gras plukken ging, dat beklaagde haar daarop onverwachts weder aanvatte, haar tegen den grond trok en zijne hand onder haar rokken bracht en haar, die een open onderbroek aanhad bij hun bloote schaamdelen betastte, dat zij zich daarentegen hevig verzette door met haar handen tegen beklaagde te duwen en eindelijk van hem loskwam en midden op dat stuk land liep, doch beklaagde haar naging, haar weder op den grond trok en over haar, die achterover lag , gebukt ging liggen, door met zijn ene been haar ene knie tegen de grond gedrukt te houden en zijn andere been tussen haar beide knieen te houden, dat hij, ofschoon zij om hulp riep, zeggende Laat mij los of ik sla je voor je smoel, en met de handen beklaagde van zich afduwde, hij hare rok zo hoog optrok dat haare schaamdelen bloot lagen en toen wederom zijn hand aan hare schaamdelen bracht, dat dit alles tegen haar wil geschiedde.”
Van Hulst verklaart , dat Jan haar bij de borst pakt, in haar been knijpt en hem dan vraagt weg te gaan. Hij is achter een heg gekropen en heeft gezien wat er gebeurde. Zijn verklaring komt grotendeels overeen met die van Wilhelmina.
Een andere getuige is boer Dromers, die op zijn land aan het werk was en de twee personen langs heeft zien komen en even later een vrouwenstem hoorde, die riep: “Ga weg of ik sla je voor je smoel!”
Het vonnis luidt, dat wettig en overduidelijk uit de verschillende verklaringen is bewezen, dat Johannes Marinus den Brok schuldig is aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Hij wordt op 19 juli veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf onder aftrek de door hem doorgebrachte preventieve hechtenis. De proceskosten van 26 gulden 38 worden verrekend met een extra dag gevangenneming.
Uit het gevangenisregister.
Hij wordt van 3 augustus tot 8 oktober gevangengezet in Breda.
Gelukkig is het nog met hem goed gekomen. In 1900 trouwt hij in Nijmegen met Jacoba Hendriks, gaat in Beuningen wonen, wordt fabrieksarbeider en krijgt nog twee dochters. Hij overlijdt in 1937.
12. DE JAGER GEVANGEN.
Peter den Brok uit Berghem, ook wel Pèt genoemd, trouwt op 9 februari 1884 met Regina van Erp. Hij krijgt met haar vijf kinderen. De jongste overlijdt de dag na de geboorte. Een jaar later sterft moeder Regina. Uit noodzaak voor de kinderen trouwt Pèt een half later opnieuw. Met Johanna van Gaal uit Reek krijgt hij nog vier kinderen. Pèt is arbeider en smid.
Graag gaat hij in de velden jagen, maar op een dag, 2 september 1899, gebeurt er wat. Hij wordt aangehouden door veldwachter Leenen.
Door het kantongerecht te Oss wordt hij veroordeeld. "Beklaagde heeft morgens te Herpen in het veld buiten openbare wegen en voetpaden gejaagd, immers zich met een geweer in jagende houding bevonden op een perceel bouwland en eenigen tijd later op een perceel met dennen beplanten grond toebehoorende aan L. Hoes en anderen waarvan de jacht is bij den Heer A. Jurgens (de direkteur van de margarinefabriek in Oss ) zonder dat beklaagde voorzien was van een daartoe betrekkelijk schriftelijk bewijs van vergunning van eigenaar of rechthebbende, binnen een jaar nadat eene veroordeeling van beklaagde wegens overtreding der verordeningen op de jacht onherroepelijk is geworden"
A. Jurgens en zijn margarinefabriek.
Pèt gaat in hoger beroep. Het verzoek wordt afgewezen. "Overwegende dat de Rijksveldwachter Leenen in twee door hem op den ambtseed opgemaakte processen verbaal, zijnde ter terechtzitting voorgelezen, heeft verklaard te hebben waargenomen, dat de beklaagde op tijd en plaats als in de dagvarding vermeld ’s morgens respectievelijk circa 7½ en 9 uur buiten openbare wegen en voetpaden met een tweeloopsch jachtgeweer in jagende houding ging over een perceel bouwland met aardappelen bezet en over een perceel dennenbosch, beide perceelen eigendom van L. Hoes en anderen, dat beklaagde op relatants vordering wel een jachtakte doch geene vergunning van eigenaar of rechthebbende vertoonde, dat de jacht op gemelde perceelen in pacht is bij den Heer A. Jurgens ..."
Pèt erkent wat er gebeurd is, maar beweert, dat hij recht heeft om te mogen jagen op grond van een schriftelijk pacht contract ondertekend door mede-eigenares Francina Hoes en mede-eigenaar Lambertus Hoes . Lambertus verklaart echter, dat hij de jacht op de percelen in kwestie wel voor de jaren 1897 en 1898 voor 3 gulden heeft verpacht aan de beklaagde, maar niet voor 1899. Voor dat jaar was de jacht verpacht aan A. Jurgens.
Op 23 januari 1900 wordt Pèt den Brok door de rechtbank te 's-Hertogenbosch voor twee keer zeven dagen gevangenis veroordeeld, omdat hij het twee keer gewaagd had zonder vergunning in Herpen in het veld te jagen in het jachtgebied van A. Jurgens, de directeur van de margarinefabriek in Oss. Zo ging dat.
13. BELEDIGING
Lambertus den Brok, ook wel Bertus genoemd of Bijs van Pètte is op 2 februari 1880 geboren. Moeder Johanna van Gaal is nog ongehuwd. Als op 29 januari 1891 Regina van Erp, de vrouw van Pet den Brok overlijdt, trouwt deze een half jaar later met Johanna van Gaal. Bijs (Lambertus) wordt direct als zoon van Pet erkend.
Bijs is 22 jaar als hij veldwachter Willem de Bruin en rijksveldwachter Cornelis van Rossum op 26 november 1902 in Berghem tegenkomt, terwijl ze aan het surveilleren zijn. Hij moet lachen om de twee en roept: "Je bent allebei schijthuizen, hongerlijders".
Er volgt een rechtzaak, waarbij Bijs verstek laat gaan. De uitspraak van 23 december 1902 van de Arrondissements Rechtbank te ’s-Hertogenbosch luidt:
"...Overwegende dat tegen den behoorlijk gedagvaarden doch niet ter terechtzitting verschenen beklaagde verstek is verleend. Overwegende dat het ter terrechtzitting voorgelegen, op eigen waarneming steunend ambtseedig verbaal van Willem de Bruin en Cornelis van Rossum, respectievelijk gemeente- en onbezoldigd Rijksveldwachter en onbezoldigd Rijksveldwachter te Berchem inhoudt: dat beklaagde op tijd en plaats volgens dagvaarding, hun, op den openbaren weg surveilleerdenden ambtenaren, toevoegde: "je bent allebei schijthuizen, hongerlijders". Overwegende dat, vermits uit de voormelden inhoud van het verbaal bewezen omstandigheden volgt, dat gezegde ambtenaren ten voorbedoelden tijde en plaats waren in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, de gebezigde uitdrukkingen beleedigend zijnd en het opzet om te beleedigen in zich sluiten, door voormelden inhoud wettig en overtuigend is bewezen het aan beklaagde bij dagvaarding
ten laste gelegde, evenals zijne schuld daaraan, zijnde misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij art. 26 ... 266 Wetboek van strafrecht, Rechtdoende in Naam der Koningin! Bij verstek. Verklaart beklaagde schuldig aan eenvoudige beleediging ambtenaren aangedaan gedurendde rechtmatige uitoefening hunner bediening..."
De rechtbank veroordeelt Bijs tot een geldboete van tien gulden. Voldoet hij deze niet binnen twee maanden, dan volgt een hechtenis van vijftien dagen.
14. HET TRIESTE LEVEN VAN DRIEK
Driek (Hendrikus) den Brok wordt op 30 juli 1882 te Berghem geboren als zevende van de acht kinderen, die in het gezin van Wilhelmus den Brok en Petronella Slokker ter wereld komen.
Zus Jacoba overlijdt op dertienjarige leeftijd, als Driek nog net geen vijf jaar is. Ardina en Henrica zijn al overleden voor Driek geboren is. Broer Adrianus is vier jaar ouder dan Driek. Antoon is drie jaar ouder.Voor de geboorte van Driek komt er nog een kind, dat ook Ardina heet, maar na een paar maanden sterft. Na hem wordt zus Cornelia geboren, maar die leeft ook maar enkele maanden. Driek heeft dus alleen twee broers. Het gezin woont eerst in bij schoonvader Evert Slokker, die slachter is in Berghem, in het Mollestraatje (nu Willibrordusstraat). Later hebben ze daar hun eigen huis. Willem is arbeider en petroleumhandelaar.
Het Mollestraatje (een prentbriefkaart uit 1923). Tegenwoordig is het de Willibrordusstraat.
De jeugd van Driek is niet geweldig. Hij heeft wat lager onderwijs gehad, maar echt lezen en schrijven kan hij niet. Ook is Driek geen gemakkelijk iemand. Hij is snel aangebrand en drinkt regelmatig zonder maat te houden. Als opgeschoten jongeman van achtien jaar krijgt hij in december 1901 in een herberg ruzie met Johannes van Uden. Getuigen verklaren dat van Uden door Driek met een mes is gestoken. Het levert hem drie maanden celstraf op.
Crimineel vonnis van 19 maart 1901 (Archief BHIC)
In februari 1904 gebeurt er weer wat. Driek heeft weer eens te diep in het glaasje gekeken. Hij waggelt straalbezopen over straat, maakt lawaai en valt mensen lastig. Veldwachter De Bruin houdt hem aan en wil hem ter ontnuchtering naar het bureau brengen. Hendrikus verzet zich hevig . Hij dreigt: “De Bruin, dat kost je je leven! In de kast krijgde gij me nooit, dat verdom ik”. Na een flinke duw valt veldwachter de Bruin met zijn knie hard op de grond. Op al die herrie komen verschillende mensen kijken. Ook de vader van Hendrikus is er op af gekomen. Vader Wilhelmus grijpt zijn weerspannige zoon in de kraag en neemt hem mee naar huis.
Op de rechtszitting van 17 maart 1904 verklaart De Bruin, dat hij verschillende dagen niet heeft kunnen lopen. Hendrikus wordt voor openbare dronkenschap, het veroorzaken van licht letsel en voor weerspannigheid veroordeeld tot 4 maanden gevangenschap.
In de tijd tussen de uitspraak en de gevangenzetting gaat Driek opnieuw over de schreef. Openbare dronkenschap zorgt voor een derde veroordeling. In 1907 volgt een vierde. Wegens mishandeling gaat hij opnieuw voor twee maanden de bak in. Twee jaar later is illegaal wapenbezit aanleiding voor een nieuwe veroordeling. Het leidt tot een vijfdaags verblijf op de plek die hij inmiddels zo goed kent: de gevangenis.
Ondertussen is hij getrouwd op 2 oktober 1909 in Berghem met Maria Anna van de Graaf. Maria en haar ouders wonen dan al in Essen in Duitsland.
Na zijn laatste veroordeling in 1909 vertrekt Hendrikus naar Essen in Duitsland. Hij gaat daar wonen met zijn vrouw. Hij werkt er in de staalfabrieken.
Hij heeft er het beter dan in Berghem en kan er meer verdienen. Hier krijgt hij met zijn vrouw drie kinderen. Op 11 juli 1910 wordt Petronella geboren. Twee jaar later op 11 september 1912 komt Liesje (Elisabeth Jacoba) ter wereld en tenslotte op 23 april 1914 wordt Mientje (Wilhelmina) geboren.
Alles lijkt goed te gaan, maar dan slaat het noodlot toe en wordt moeder Maria Anna ziek. Ze krijgt longtuberculose (TBC).
In de staalfabrieken van Essen (begin 20e eeuw)
Het gezin vertrekt in 1916 naar Nederland, waar Maria Anna op 25-jarige leeftijd op 16 juni 1916 in Oss overlijdt.
Hendrikus blijft achter met drie jonge kinderen: Petronella bijna zes, Liesje van drie en Mientje net twee.
Hoe moet het nu verder? Driek, overstuur door de dood van zijn vrouw kan onmogelijk voor de nog jonge kinderen zorgen. Onenigheid met zijn eigen familie, maar ook met zijn schoonfamilie zijn er de oorzaak van, dat niemand Hendrikus wil helpen met zijn kinderen. Niemand is bereid de kinderen op te vangen. Vader Willem den Brok komt tijdelijk even in huis om op te passen, maar er moet wat gebeuren. Dus worden de drie kinderen worden weggegeven. Ze worden uit huis geplaatst.
Binnen enkele weken is er al een nieuw adres voor de kinderen gevonden. Op 1 augustus vertrekken de twee jongste zusjes naar Nuland. Ze komen bij de familie Van Lent terecht . Mogelijk heeft opa Van der Graaf, die uit Nuland afkomstig is, nog connecties in zijn geboortedorp.
Ook de oudste dochter Petronella wordt aanvankelijk afgestaan, maar pas in oktober gaat ze naar Vught, en wordt daar ingeschreven als pleegkind, maar ze keert in december 1916 alweer terug naar haar familie in Berghem. Ze mag toch bij opa en oma Den Brok gaan wonen, met als enige reden dat zij naar oma is vernoemd.
Mieneke is waarschijnlijk ziek geworden in Nuland en wordt naar de nonnen in Uden gebracht, waar ze op elfjarige leeftijd in 1926 overlijdt. Liesje wordt geadopteerd door een echtpaar Piet van Osch en Antje Hoedemakers. Een kinderloos echtpaar, getrouwd na hun veertigste. Liesje heeft het daar goed.
Het graven van het Wilhelminakanaal.
Na zijn terugkeer uit Duitsland, de dood van zijn vrouw en de uit huis plaatsing van zijn drie dochters moet Hendrikus helemaal opnieuw beginnen, iets wat hem nooit meer zal lukken. Hij ontvlucht zijn geboortegrond en vertrekt naar Lieshout, waar hij als arbeider met de schop het Wilhelminakanaal mee helpt graven. In april 1918 keert hij weer terug naar Berghem. Zijn moeder overlijdt dan in de zomer van 1920.
Het leven van Hendrikus is inmiddels een complete ramp geworden . In deze periode werkt hij af en toe als fabrieksarbeider of opperman, maar hij zit ook vaak zonder werk.
Alcohol wordt dan zijn uitlaatklep. Hij kan geen maat houden en veroorzaakt steeds weer grote problemen. In maart en december 1922 wordt hij opnieuw twee keer wegens openbare dronkenschap gearresteerd. Vanwege de recidive volgen er ditmaal twee en respectievelijk drie weken gevangenisstraf. In die tijd moet hij ook ergens weer bij een vechtpartij betrokken zijn geweest, want in zijn signalement is er voor het eerst sprake van een litteken onder het rechteroog, het gevolg van een steekwond. Uit zijn signalement blijkt, dat Hendrikus 1.73 lang is, donkerblond haar heeft met bruine ogen en een ovaal aangezicht. Droeg hij vroeger een bescheiden snorretje, nu heeft hij een donkerblonde knevel.
De kerstdagen van 1922 en het begin van 1923 brengt hij eenzaam door in de gevangenis in Den Bosch.
In de zomer van 1923 gaat het weer mis. Opnieuw dronken over straat leveren hem drie weken hechtenis op. Daarna blijft het een tijd rustig en zijn er geen veroordelingen. Hij probeert zijn leven weer op de rails te krijgen.
Op 15 maart 1928 vestigt Driek zich samen met zijn dochter Petronella, die haar vader waarschijnlijk wil helpen, aan de Linkensweg in Oss. Maar het gaat niet goed en een jaar later al vertrekt dochter Petronella naar het Gelderse Rheden.
Hendrikus is nu alle houvast verloren, is werkeloos, drinkt en zwerft rond. Hij is volledig aan lager wal geraakt. Natuurlijk wordt hij weer opgepakt en krijgt een gevangenisstraf voor landloperij, omdat hij zonder vaste woon- of verblijfplaats en zonder middelen van bestaan door de omgeving rondzwerft. Wanneer hij zich eind juli meldt voor zijn zoveelste gevangenisstraf wordt hem gevraagd naar een contactadres, waar justitie in het geval van calamiteiten contact mee kan opnemen. Hendrikus geeft geen adres op. Zijn familie heeft zich van hem afgekeerd en Hendrikus heeft geen contact meer met zijn kinderen, ook de rest van zijn familie ziet hij niet meer. Later geeft hij het adres van zijn zwager Hendrik Keereweer door, getrouwd met een zuster van zijn vrouw.
Terug uit de gevangenis zwalkt hij weer straalbezopen over straat. Het kost hem in augustus weer dertig dagen cel.
Wanneer Hendrikus meteen na het uitzitten van die straf weer zwervend wordt opgepakt , is de rechter het kennelijk zat. Hij stuurt de 46-jarige Hendrikus voor acht maanden naar de Rijkswerkinrichting in Veenhuizen. Hier worden onaangepasten, asocialen, vagebonden en dronkenlappen onder een strenge discipline aan het werk gezet. De overheid hoopt dat door dit regime deze mensen na ontslag uit het gesticht zich als fatsoenlijke burgers zullen gedragen. Dat is in Driek zijn geval ijdele hoop.
Dan gebeurt er iets merkwaardigs. Op 14 juli 1929 meldt Hendrikus zich bij de marechausseekazerne in Den Bosch. Daar arresteert de dienstdoende marechaussee hem onmiddellijk, omdat hij “rondzwervende was zonder middelen van bestaan” terwijl hij “wel in staat was om te werken”.
De Rijkswerkinrichting in Veenhuizen
Driek vertelt daar dat hij al dagenlang rondzwerft in de omgeving van de stad. Het lijkt erop dat hij met deze doelbewuste arrestatie een leven in de gevangenis verkiest boven een bestaan als landloper. In oktober laat de rechter hem opnieuw in de Rijskwerkinrichting in Veenhuizen, gemeente Norg plaatsen, nu voor een periode van drie jaar. Het cassatieverzoek, dat wordt ingediend , verklaart de Hoge Raad ongegrond en op 9 november 1929 schrijft de gemeente Oss hem uit wegens vertrek naar Norg.
Ingang van het Veilinglokaal van het voormalige “Huize Padua” aan de Rechter Rottekade 65 in wijk het Oude Noorden” in Rotterdam (rond 1957).
Hierna wordt het moeilijk om zijn leven verder te reconstrueren, omdat privacy gevoelige informatie uit de justitiële archieven uit deze recente periode nog gesloten of slechts beperkt toegankelijk is. Maar het ziet er niet naar uit dat het veel beter ging.In mei 1935 keert hij terug naar Oss. Maar daar gaat het klaarblijkelijk weer snel mis, want eind juni 1936 wordt hij weer uitgeschreven. En opnieuw is zijn nieuwe plaats van bestemming de gemeente Norg. Tot 27 mei 1939 verblijft hij in Norg. Tot 20 november 1940 is hij waarschijnlijk in het buitenland. Daarna duikt hij op in Rotterdam. Hij verblijft in het katholieke Huize Padua, in de jaren veertig een “opvanghuis voor drankzuchtigen”…
Vanaf april 1951 verblijft hij in Beverwijk op het adres waar zijn oudste dochter Petronella woont, die inmiddels getrouwd is en bezig is om een nieuw bestaan op te bouwen, ver van Oss, waar ze zoveel nare herinneringen aan heeft. Het gaat haar goed en samen met haar man, die kleermaker is, woont ze in de keurige Strick van Linschotenstraat. Waarschijnlijk uit medelijden met haar vader neemt ze hem in huis, maar in juli 1951 is het al met de goede bedoelingen gedaan.
Driek verhuist weer naar Oss en woont daar een tijdje in de Arendsvlucht en de Begijnenstraat, voordat hij in 1953 in het bejaardenhuis komt. Daar blijft hij tot zijn dood in 1962 wonen.
Bronnen (Nummers horen bij de stukjes):
1 . Zoenacoord. Over Jan Gerit Brock. Gebaseerd op: Neggers (2002) Brabantse Leeuw, Jaargang 51, Nummer 2 en Algemene
Protocollen van het Rechterlijk Archief Tilburg, bewerkt door Jan Trommelen 08-05-1562.
Noot: Voor informatie over de voorouders van Jan Gerrit Brock zie "Genealogie van Wouter Broc"
(http://www.eenbrokvooroudergeschiedenis11.jouwweb.nl) bij Gen. IX-6.
2. Spijt. Over Francq Jan Frank Brocken. Gebaseerd op: Ranb Toegangsnummer 1107, Microfiches Algemeen Rijksarchief
Brussel,Rekenkamer delen - remissieboeken Brussel , Inventarisnummers 645-663 periode 1556-1648,
Inventarisnummer 655, Fiche 1, periode 1620-1625, fol 120v.
Noot: Voor informatie over de voorouders van Francq Jan Frank Brocken zie "Genealogie van Wouter Broc"
(http://www.eenbrokvooroudergeschiedenis11.jouwweb.nl) bij Gen. XII-54
3. In naam van...Over Jan Brock. Gebaseerd op: Oirschot RA 155 10 juli 1630 fol 272-275.
Noot: Voor informatie over de voorouders van Jan Brock zie "Genealogie van Wouter Broc"
(http://www.eenbrokvooroudergeschiedenis11.jouwweb.nl) bij Gen. XII-33.
4. Doodsteek. Over Adriaan Huybert Jan Brocken. Gebaseerd op: GAT doss crim zaken 1571-1803 arch 14 cr55; Schout contra
Adriaen betreft et doodsteken van Adriaen Adriaen Gerard Huijben 1647 en
http://www.historietilburg.nl/tijdschrift/6.185.htm
Noot: Voor informatie over de voorouders van Adriaan Huybert Jan Brocken zie "Genealogie van Wouter Broc"
(http://www.eenbrokvooroudergeschiedenis11.jouwweb.nl) bij Gen. XI-35 kind 6.
5. Veroordeeld. Over Joanna den Brok. Gebaseerd op: Veroordeling van Johanna (Willem) Daniel den Brok. Strafvonnissen
’s-Hertogenbosch, Toegangsnummer 21, Inventarisnummer 4, Rolnummer 73, 12 december 1818.
Noot: Voor informatie over de voorouders van Joanna den Brok zie "Genealogie van Wouter Broc"
(http://www.eenbrokvooroudergeschiedenis11.jouwweb.nl) bij Gen.XV-72 kind 2.
6. Shit. Over Peter den Brok. Gebaseerd op: rechtbank den Bosch 3 december 1850, ongenummerd, boek 30, 1850, tweede
gedeelte
Noot: Voor informatie over de voorouders van Peter den Brok zie "Genealogie van Wouter Broc"
(http://www.eenbrokvooroudergeschiedenis11.jouwweb.nl) bij Gen. XVII-93.
7. Noodzaak. Over Jentje den Brok. Gebaseerd op: Rechtbank den Bosch 12 december 1850, ongenummerd, boek 30, 2de
gedeelte en Rechtbank den Bosch 30 januari 1851, ongenummerd, boek 31.
Noot: Voor informatie over de voorouders van Jentje den Brok zie "Genealogie van Wouter Broc"
(http://www.eenbrokvooroudergeschiedenis11.jouwweb.nl) bij Gen. XVI-79.
8. Op de stille heide. Over Theodorus den Brok. Gebaseerd op: Rechtbank van den Bosch, 30 juli 1851, Boek 32,
ongenummerd.
Noot: Voor informatie over de voorouders van Theodorus den Brok zie "Genealogie van Wouter Broc"
(http://www.eenbrokvooroudergeschiedenis11.jouwweb.nl) bij Gen. XVI-63 kind 1.
9. Van niets weten. Over Willem Jan den Brok. Gebaseerd op Rechtbank den Bosch 24 februari 1852, Boek 33, ongenummerd.
Noot: Voor informatie over de voorouders van Willem Jan den Brok zie "Genealogie van Wouter Broc"
(http://www.eenbrokvooroudergeschiedenis11.jouwweb.nl) bij Gen. XVII-89.
10. Moedwillige doodslag. Over Leonardus Brok. Gebaseerd op: Rechtbanken: Criminele voorouders in strafvonissen.
Arrondissementsrechtbank Den Bosch toeg 22 inv 80 rolnr 88.
11. Aanranding van de eerbaarheid. Over Johannes Marinus den Brok. Gebaseerd op: Rechtbanken: Criminele voorouders in
strafvonissen. Arrondissementsrechtbank Den Bosch toeg. 24 inv. 287 rolnr. 87.
12. De jager gevangen. Over Peter (Pèt) den Brok. Gebaseerd op gegevens van Bas den Brok
(http://www.denbrok,ch/genealogie)
Noot: Voor informatie over de voorouders van Peter den Brok zie "Genealogie van Wouter Broc"
(http://www.eenbrokvooroudergeschiedenis11.jouwweb.nl) bij Gen. XIX-82.
13. Belediging. Over Lambertus (Bertus) den Brok. Gebaseerd op gegevens van Bas den Brok.
(http://www.denbrok,ch/genealogie)
Noot: Voor informatie over de voorouders van Lambertus (Bertus) den Brok zie "Genealogie van Wouter Broc"
(http://www.eenbrokvooroudergeschiedenis11.jouwweb.nl) bij Gen. XX-90.
14. De meeste informatie komt van Rob Lucas, wiens moeder, Elisabeth den Brok, geadopteerd was. Hij ging op zoek naar
de ouders van zijn moeder en kreeg zo antwoord op veel van zijn vragen. Hij verwerkte dat in een werkstuk
“Het zwijgen van mijn moeder”, dat geplaatst zal worden in het tijdschrift “Spoorzoeker” van de heemkundekring uit
Nuland.
Noot: Voor informatie over de voorouders van Hendrikus den Brok zie "Genealogie van Wouter Broc"
(http://www.eenbrokvooroudergeschiedenis11.jouwweb.nl) bij Gen. XVIII-97.
Willem den Brok, augustus 2022.
Bijgewerkt tot maart 2024.
Wil je terug naar de homesite, klik op: Voorouders. Genealogie door Willem den Brok.
Maak jouw eigen website met JouwWeb